Ik ben tuinaannemerIk doe het zelfIk zoek een tuinaannemerInspiratie/verenigingen

Bosbessen: de blauwe bes en haar familie

De bosbes is een buitenbeentje onder de bessensoorten. Dat is niet omwille van zijn groeivorm of zijn vele en lekkere bessen, maar wel omwille van de eisen die bosbessen stellen aan de bodem en door hun specifieke voedingsbehoeften. Mits de juiste verzorging is het echter perfect mogelijk om deze lekkere bessen ook in de eigen tuin te kweken.

De teelt is misschien niet de eenvoudigste, en nog moeilijker is de correcte naamgeving van deze bessen. Dat komt vooral omdat de meest geteelde soorten hun wortels hebben in Amerika en ze dan ook vaak verhandeld worden (zowel de bessen als de planten) onder hun Engelse naam.

Dikwijls wordt de Nederlandse naam ‘bosbes’ of ‘veenbes’ gebruikt voor verschillende botanische soorten. De verwarring is wellicht ook te verklaren door het feit dat ‘de bosbessen’ botanisch nauw verwant zijn en omdat sommige soorten bij ons niet in de natuur voorkomen en andere dan weer wel. Met het nieuwe plantseizoen voor de deur zetten we deze lekkere bessen graag nog eens in de kijker.

Botanisch

De bosbessen behoren tot de heidefamilie (Ericaceae), wat ons al meteen een aanwijzing geeft dat de planten van nature voorkomen op meestal zanderige, zure en vochtige, tot zelfs uitgesproken natte bodems. Tot deze familie behoren ook andere zuurminnende planten, zoals heidekruid (Erica en Calluna), rododendrons, en rotsheide (Pieris). De bosbessen behoren binnen deze familie tot het geslacht Vaccinium. Dat geslacht heeft een geslacht met een 20-tal soorten, waarvan er een aantal ook bij ons in het wild voorkomen, voornamelijk in de Kempen, de Voerstreek en meer algemeen verspreid in Wallonië.

Van de lekkerste soorten bosbessen zijn er ondertussen al heel wat rassen op de markt, die beter aangepast zijn aan het tuinleven en die rijkelijk grote en smakelijke bessen opleveren. Onthoud echter te allen tijde dat het zuurminnende planten zijn en behandel ze dan ook als dusdanig (voldoende tuinturf in het plantgat mengen of potgrond voor zure planten gebruiken) om teleurstellingen te vermijden.

‘Vaccinium corymbosum’ of blauwe bes

Dit struikje, ook wel ‘blueberry’, ‘Amerikaanse bosbes’, ‘trosveenbes’ of ‘trosbosbes’ genoemd, komt oorspronkelijk voor in het noordoosten van de Verenigde Staten. Daar komen nog grote natuurlijke bestanden van deze planten voor. De vruchten van dit plantje (tot 40 cm hoog), die wat kleiner zijn, maar zeer intens blauw gekleurd, noemt men in Amerika ‘wilde blueberries’.

De blauwe bessenstruiken die bij ons in de handel aangeboden worden, zijn cultivars van deze oorspronkelijke soort, met grotere bessen, een hogere productie en een forsere groeiwijze (1,2 tot 2 m hoog). De planten dragen zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen, die worden bestoven door insecten. In de regel is geen kruisbestuiving nodig, maar in de praktijk brengen de planten meer bessen voort als kruisbestuiving mogelijk is. het is aan te raden om 2 of meer planten, liefst verschillende rassen, in elkaars nabijheid aan te planten.

Standplaats en bemesting Geef de planten een plaatsje in de volle zon, eventueel halfschaduw, in een humusrijke, vochtige, voldoende luchtige bodem. Zwaardere leem en kleigronden kunnen luchtiger gemaakt worden door toevoeging van zand. Door boven op de wortelzone een mulchlaag aan te brengen (gebruik bij voorkeur verzurend materiaal zoals dennennaalden of dennenschors) voorkomt men dat de bodem uitdroogt.

Het grootste probleem is de zuurtegraad van de bodem, die tussen 4 en 5,2 moet zijn, terwijl een normale, goede tuingrond eerder een pH heeft tussen 5,2 en 7. Om dit te bereiken moet men het plantgat vullen met potgrond voor zuurminnende planten of de uitgegraven grond rijkelijk vermengen met tuinturf. Omdat de bosbes vrij oppervlakkig maar breed wortelt, hoeft men het plantgat niet te diep, maar wel voldoende breed te maken. Geef de eerste 2 jaar geen extra voeding. Nadien kan men spaarzaam bijbemesten met meststof voor zuurminnende planten of met wat verzurend ammoniaksulfaat bij het begin van de groei.

Snoei De eerste 2 jaren na de aanplant wordt nauwelijks gesnoeid, eventueel kunnen de korte zijtwijgjes (het vruchthout) weggesnoeid worden om de groei van de struik te be-vorderen. De snoei is er vooral op gericht om voldoende licht en zon in het hart van de struik te krijgen, zodat alle bessen mooi kunnen afrijpen.

Streef naar 3 tot 5 gesteltakken per plant. Snoei jaarlijks of om de 2 jaar een gesteltak terug tot op de grond en laat een krachtige jonge tak zich ontwikkelen als nieuwe gesteltak. De gesteltakken kunnen tot 5 jaar productief blijven, als ze regelmatig worden teruggesnoeid tot op een lager staande zijtak.

Verwijder indien nodig zieke, beschadigde en kruisende takken. De meeste soorten verdragen een drastische terugsnoei tot net boven de grond, dit gebeurt vaak om oude struiken volledig te verjongen, na een drietal jaar zullen ze weer volop vruchten dragen.

Soorten Afhankelijk van de soort, rijpen de vruchten tussen juli en oktober. Omdat de bloei vrij verspreid verloopt, kan men in functie van de kruisbestuiving een vroege en een late soort aanplanten. Daardoor duurt het oogstseizoen veel langer en krijgt men veel en grotere vruchten. Goede soorten zijn onder andere ‘Duke’, een vroege soort met een robuust groeiend en gezond gewas, met een hoge opbrengst en grote, zoet smakende bessen; ‘Goldtraube’, een middentijdse, krachtig in de hoogte groeiende soort met eerder kleine maar zeer aromatische bessen; en ‘Coville’, een late soort die overvloedig grote bessen draagt met een lichtblauwe kleur en een uitstekende smaak.

‘Vaccinium macrocarpon’ of grote veenbes

Dit eveneens uit Amerika afkomstige plantje, ook wel ‘cranberry’, ‘Amerikaanse veenbes’ of ‘moerasbes’ genoemd, is nauw verwant aan onze veenbes. In België komt deze plant niet voor in de natuur, maar in Nederland kan men deze struik aantreffen op de Waddeneilanden, waar hij zich sinds de 19e eeuw gevestigd heeft.

De bessen van deze plant zijn bij rijpheid – in oktober tot november – rood of roze van kleur en hebben een friszure, wrange smaak. Ze worden dan ook niet vers gegeten, maar bereid met suiker of als jam en gelei smaken ze heerlijk bij wildgerechten of wildpaté.

Qua standplaats stellen ze dezelfde eisen aan hun omgeving als de blauwe bes, maar hebben ze behoefte aan natte, moerasachtige grond (watertafel nooit dieper dan 25 cm) en zijn dus enkel geschikt voor moerastuinen of tuingedeeltes als dusdanig aangelegd. Op wat onderhoudssnoei na vraagt de plant voor de rest weinig aandacht.

‘Vaccinium vitis-idaea’ of rode bosbes

Dit struikje komt van nature voor in Noordwest-Europa en wordt bij ons nog wel eens aangetroffen in de Kempen. De ‘vossebes’, zoals men dit groenblijvende plantje ook wel noemt, geeft de voorkeur aan een zonnige tot half beschaduwde groeiplaats op een vochtige maar goed waterdoorlatende, zure grond (zand vermengd met humus en tuinturf + een mulchlaag), die niet te rijk is aan voedingsstoffen.

De rode bosbes bloeit in 2 fasen (mei en juli/augustus). De oogst van de eerste bloei (juli) brengt niet zo veel op. De belangrijkste oogsttijd is de herfst, de dan geoogste bessen zijn groter en beter van kwaliteit. De vossebes wordt op dezelfde manier bereid als veenbessen.

 

Geert Brantegem

gerelateerde berichten