Ik ben tuinaannemerIk doe het zelfIk zoek een tuinaannemerInspiratie/verenigingen

Het fruitalfabet (deel 2)

In deel 1 van het fruitalfabet hadden we het al over appels en frambozen, vertelden we je wat een boomspiegel is en bekeken we beknopt de mogelijke groeiwijzen van een fruitboom. In dit vervolg van het fruitalfabet bekijken we nog enkele specifieke begrippen en geven we nog wat weetjes over fruit.

We willen niet van al onze lezers echte pomologen (fruitkundigen) maken, maar een beetje achtergrondkennis kan echt wel helpen bij de planning van een fruittuin, bij het onderhoud van fruitbomen en -struiken en bij de aankoop ervan.

Overzicht begrippen van N tot Z

Nuttige insecten . Veel insecten zijn rovers en voeden zich niet met planten, maar met andere insecten. Deze nuttige insecten kunnen ons helpen om bepaalde plagen in de (fruit)tuin te bestrijden. Ze kunnen enkel overleven in onze tuin als er ook schadelijke insecten aanwezig zijn. Het komt erop aan om een evenwicht te creëren tussen beide groepen insecten, zodat er net voldoende schadelijke insecten zijn om de nuttige insecten te voeden, maar niet zoveel dat er schade ontstaat aan de bessen en vruchten in onze tuin. Men kan dit evenwicht helpen in stand houden door zo min mogelijk of niet te sproeien met insecticiden. Nuttige insecten zijn onder andere: larven van gaasvliegen, larven van lieveheersbeestjes, oorwormen, roofvliegen, sluipwespen, zweefvliegen…

Oogsttijdstip Fruit dient op het juiste tijdstip geplukt te worden om optimaal te kunnen genieten van kwaliteit, smaak en aroma en om het fruit zo lang mogelijk te kunnen bewaren. In de regel worden bessen rijp geplukt en zo snel mogelijk opgegeten. Vroege appels en zomerappels worden eetrijp geplukt, late appelsoorten worden het best geplukt net vóór ze rijp zijn, omdat ze dan beter te bewaren zijn. Vroege peren worden een tiental dagen voor ze rijp zijn geplukt en koel bewaard tot ze eetrijp zijn. Ze zijn dan nog hard en groen van kleur.

Peer In het algemeen verlangt de peer een lichte, zandige leembodem of een leemachtige zandbodem. Ook zandgronden komen in aanmerking. Bodems die voortdurend vochtig zijn of zware gronden die tot verdichting neigen, zijn ongeschikt. Door de vroege bloeiperiode lijden perenbloesems vaker schade door late vorst dan de wat later bloeiende appelaars. Perelaars groeien het best op een zonnige plaats. Vooral late soorten hebben veel warmte nodig om af te rijpen, maar verdragen ook halfschaduw. Bijna alle perenrassen zijn kruisbestuivers (ze hebben vreemd stuifmeel nodig).

 

 

Queen Victoria De Queen Victoria is een oud, Engels pruimenras met grote, omgekeerde eivormige vruchten, oranjerood van kleur. Het vruchtvlees is geelgroen van kleur, zeer saprijk en aangenaam van smaak. Dit ras vraagt weinig of geen snoei. Snoei wordt zelfs slecht verdragen. Dit ras is in zijn jeugdfase zeer productief en een goede dunning is dan noodzakelijk. Doordat pruimelaars al vroeg op het seizoen bloeien, hebben ze vaak last van vorstschade aan de bloesems en door de vaak natte en koude weersomstandigheden tijdens de bloei loopt de bevruchting niet altijd optimaal. Daardoor kan de pruimenoogst in sommige jaren erg tegenvallen. De meeste pruimelaars zijn kruisbestuivers, Queen Victoria is een zelfbestuivend ras en zal dus ook zonder andere pruimelaars in de buurt een goede opbrengst hebben. Pruimelaars worden meestal als boom gekweekt en heel soms als grote struik.

Ribes Een groot geslacht waarvan ook bij ons enkel soorten in het wild voorkomen en die dus goed aangepast zijn aan ons klimaat, is Ribes. De meest bekende, de meest aangeplante en ook de lekkerste zijn: Ribes rubrum of witte en rode aalbes, Ribes uva crispa , de kruis- of stekelbes en Ribes rubrum , de zwarte trosbes die zeer rijk is aan vitamine C. Algemeen gesproken groeien deze ribesstruiken het best op matig vochtige tot droge, eerder rijke gronden met een licht zure pH. Ze geven absoluut de voorkeur aan een zonnige standplaats, maar doen het ook nog goed in de halfschaduw, hoewel de bessen dan zuurder en kleiner zijn. Bessenstruiken plant men het best in de herfst, of desnoods vroeg in het voorjaar, omdat ze al vroeg in het seizoen botten.

Spilvorm Een minder groeikrachtige boomvorm is de spilvorm of laagstam. Deze boomvorm bestaat eigenlijk uit een lange middenstam waarop horizontaal groeiende vruchttakken op verschillende hoogtes staan ingeplant. Deze bomen hebben slechts een korte stam (+/- 50 cm) en geen echte kroon. Bij deze boomvorm wordt de fruitsoort op een zwakgroeiende onderstam geënt, waardoor de boom zijn hele leven klein blijft en geschikt is voor aanplant in kleinere tuinen.

Doordat hij zo klein blijft, is hij makkelijk te onderhouden en kan men makkelijk het fruit plukken. Daarom wordt deze boomvorm massaal toegepast in de professionele fruitteelt. Deze bomen dragen al na 1 tot 4 jaar de eerste vruchten, maar worden niet zo oud als half- en hoogstambomen. Omdat deze bomen op een langzaam groeiende onderstam geënt worden (en dus een beperkt wortelgestel hebben) is een goede steunstok onontbeerlijk.

Tussenstam Een tussenstam wordt soms nog gebruikt bij het kweken van perenbomen. De meest gebruikte onderstam bij peren is een kweeonderstam, die echter niet verenigbaar is met sommige perenrassen. Om dit probleem op te lossen en dus toch alle voordelen van de kweeonderstam (zwakke en uniforme groei) te kunnen benutten, wordt tussen de kweeonderstam en de onverdraagzame perensoort nog een perensoort veredeld (vaak Beurré Hardy) die wel groeit op de kwee om de acceptatieproblemen uit te schakelen.

Uitbuigen Naast snoeien is het uitbuigen een teeltmaatregel om de boom te helpen vormen en om een evenwicht te creëren tussen groei en bloei. Enerzijds zorgt het uitbuigen van de takken ervoor dat het licht beter in de boom kan binnendringen, waardoor de opbrengst en de kwaliteit ervan verhogen. Anderzijds kan men door het uitbuigen (45° tot 75° ten opzichte van de harttak) van de gesteltakken ervoor zorgen dat de harttak geen concurrentie krijgt en dat de boomvorm voldoende open- blijft.

Het vruchthout dat aan de gesteltakken groeit, mag horizontaal uitgebogen worden. Dat bevordert de vruchtzetting ten nadele van de minder gewenste vegetatieve groei. Gebruik voldoende dik touw (om insnoering te voorkomen), elastieken of gewichtjes om de gewenste stand van de takken te bekomen. Na enkele maanden mogen de ‘hulpmiddelen’ verwijderd worden en zal de tak de gewenste stand vanzelf aanhouden.

Vruchtrot Een typische wondparasiet is vruchtrot of moniliarot. Deze tast de vruchten aan van alle pit- en steenfruitsoorten, met een voorkeur voor kers en pruim. Deze parasiet komt alleen voor als de vruchtschil beschadigd is (door insecten, weersomstandigheden…). In de beginfase ziet men kleine rotte vlekjes, die al vlug de hele vrucht aantasten. Na een paar weken worden ringvormige, grijsbruin gekleurde vruchtlichamen zichtbaar op de aangetaste delen. Pluk aangetaste vruchten zo snel mogelijk en verwijder ze uit de fruittuin.

Wortelsnoei Door een deel van de wortels te snoeien (in de praktijk door ze langs één kant van de boom af te steken met de spade op ongeveer 40 cm van de stam) kan men fruitbomen die te geweldig groeien en daardoor te weinig vruchten dragen, rustiger maken. Daardoor wordt de vruchtzetting bevorderd. Wortelsnoei gebeurt het best in het vroege voorjaar en de effecten werken gedurende een paar jaar door.

Zelfgekweekte bessen Framboos, aalbessen, stekelbessen, bramen, aardbei… kan je gemakkelijk zelf kweken. Ze vragen weinig kennis, plaats en onderhoud en verdienen een plaats in elke tuin. Vers geplukt zijn ze onovertroffen van smaak.

 

Geert Brantegem

gerelateerde berichten