Dit is meteen de ideale gelegenheid om de groep van de coniferen nog eens van naderbij te bekijken. In tegenstelling tot de bedektzadigen (de grote groep van de bloemplanten) is de groep van de naaktzadigen (ook wel coniferen of kegeldragers genoemd) eerder beperkt. Er zijn slechts 8 families, die samen een 70-tal geslachten omvatten en alles tezamen zijn er ongeveer een kleine 700 soorten coniferen. dat is echt niet veel, als je weet dat er ongeveer 300.000 hogere plantensoorten gekend zijn.
Naast de natuurlijke soorten zijn er ook heel wat cultivars die door kwekers werden geselecteerd omwille van hun specifieke groeiwijze, kleur, afwijkende zaadkegels…. Zo zijn er een aantal kleinblijvende en mooi bolvormig groeiende cultivars in de handel die het uitstekend doen als potplant op het terras. Vandaag zetten we graag de dennen (Pinus) eens in de kijker.
Dennenbomen
Dennen of Pinussen behoren tot de grootste familie binnen de coniferen, de familie van de Pinaceae . Deze familie bevat 225 soorten van de ongeveer 700 gekende coniferensoorten. Naast het geslacht Pinus omvat de familie ook de economisch belangrijke geslachten Abies (zilversparren), Picea (sparren) en Larix (lariks) net als de Douglassparren (Pseudotsuga), de Hemlocksparren (Tsuga) en de ceders (Cedrus).
Pinus is, met 190 gekende soorten, het grootste coniferengeslacht. Vanwege de grote variabiliteit binnen dit geslacht is het moeilijk om een algemene omschrijving te geven van een den. Alle planten binnen dit geslacht worden gekenmerkt door een papierachtige schede rond de basis van de naalden, die meestal in groepjes van maximaal 5 bij elkaar groeien. De naalden zijn over het algemeen lang, soms stekelig stijf of zacht en slap, vaak gedraaid of geknikt.
De groeivorm van de dennen kan sterk variëren. De meeste dennen worden hoog en hebben 1 centrale stam, andere waaien net als de ceders breed uit en sommige vormen meerstammige struiken, dikwijls met kromme stammen. Er zijn ook een beperkt aantal dwergvormen (vaak hybriden of cultivars) bekend, die nogal eens worden toegepast in de rotstuin.
Vaak zijn de mannelijke bloeiwijzen van de den nogal opvallend. Ze bevinden zich vooral aan de uiteinden van de oude takken en produceren grote wolken stuifmeel wanneer men ertegen tikt als het stuifmeel rijp is. De vrouwelijke bloeiwijzen zijn minder opvallend en groeien na de bevruchting uit tot kegels die, afhankelijk van de soort, nogal verschillend van vorm zijn. Vaak zijn de houtige kegels ei- of kogelvormig, soms lang en banaanachtig en asymmetrisch gebouwd. Meestal zijn ze na 2 tot 3 jaar rijp en vaak blijven ze heel lang aan de takken zitten.
Herkomst
Pinus-soorten komen in het wild voor verspreid in een enorm groot gebied op het noordelijk halfrond, met uitzondering van de Pinus merkusii, die naar het zuidelijk halfrond is afgedwaald. Ze groeien van de noordelijke boomgrens in de toendra van Eurazië tot aan de alpiene boomgrens in Europa en van het westen van de Verenigde Staten tot aan de Noord-Amerikaanse tropische kustsavannes.
Sommige soorten vormen hoge, open bossen van slechts 1 enkele soort, velen groeien in woestijnachtige struikvegetaties en anderen zijn specifiek aangepast aan vuur en groeien in brandgevoelige savannes. De meeste dennensoorten zijn aangepast aan armere, vaak droge bodems, waar ze kunnen overleven door samenwerking van hun wortelgestel met myccorhiza’s, een specifieke soort schimmels die water en voedingsstoffen uit de bodem halen.
Meest courante tuinsoorten
Vanuit economisch perspectief is het coniferengeslacht Pinus het belangrijkste van alle bomengeslachten. Ze worden wereldwijd aangeplant op enorme plantages en ook zeer gewaardeerd als bosboom. Ze zijn ook de leverancier van het duurzame grenenhout. Als tuinplant zijn ze, vaak omwille van hun enorme omvang, niet zo courant. Vaak zijn het geselecteerde cultivars die vanwege hun specifieke kleuren, de vorm van hun naalden, hun gedrongen groei of hun specifieke groeiwijze gebruikt worden in de tuin.
Pinus mugo De Pinus mugo (bergden) is afkomstig uit de bergen van Centraal-Europa en is een kleine soort die ongeveer 5 tot 10 m hoog en 3 tot 4 m breed wordt. De naalden van deze soort zijn lang en heldergroen. De dennenappels zijn donkerbruin, eerder klein en staan steeds met enkele bij elkaar. Op de kwekerijen treffen we vooral variëteiten en cultivars van deze soort aan. De variëteit P. mugo mughus, die vaak wordt toegepast in openbaar groen, is een breed struikvormig uitgroeiende den met een liggende groeiwijze, die een hoogte kan bereiken van 1 tot 3 m. P. mugo pumilo is met zijn 60 cm hoogte een echte dwergconifeer, net als P. mugo ‘Wintergold’, waarvan de naalden in de winter goudgeel kleuren. Nog kleiner is P. mugo ‘Humpy’, die heel gedrongen en compact groeit en slechts 25 cm hoog wordt. P. mugo ‘Rigi’ heeft een opgaande, rustige groeiwijze (2 m na 10 jaar) en in het voorjaar jonge scheuten, die opvallend grijs gekleurd zijn.
Pinus sylvestris Ook van Pinus sylvestris (grove den), een tot 40 m hoge boom, zijn enkele goede tuinplanten in omloop. P. sylvestris ‘Watereri’ is geen echte dwergplant, maar door zijn ietwat bolvormige en vooral trage groei wordt hij vaak als dusdanig verhandelt. Uiteindelijk kan hij na vele jaren toch 3 tot 4 m hoog worden. Ook vermeldenswaardig is P. sylvestris ‘Fastigiata’. Dat is een traaggroeiende en smal blijvende (tot 4 m en daarmee de smalste pinussoort) den, die uiteindelijk tot 15 m hoog wordt.
Pinus pumila Afkomstig van Noordoost-Azië is Pinus pumila, een liggende, tot iets opgaande conifeer die 0,5 tot 2 m hoog wordt. Vooral de cultivars ‘Glauca’ met zijn blauwe naalden en zijn wijnrode bloeiwijzen, ‘Globe’ een bolronde, zeer dicht vertakte den van 1 tot 2 m hoog en ‘Nana’ een wat hogere, afgeplatte struik, doen het goed in de tuin.
Pinus nigra Wie plaats heeft voor een grote den in de tuin, kan gaan voor een exemplaar van de zwarte den (Pinus nigra) die inheems is in Europa, maar hou er wel rekening mee dat hij na jaren uitgroeit tot een flinke knaap van 20 tot 25 m hoog.
Pinus griffithii De Pinus griffithii (syn. Pinus wallichiana) of de tranenden is een sierlijke den met tot 18 cm lange, blauwgroene, fijne, afhangende naalden. Het is een echt juweeltje – of zeg maar gerust juweel (30 tot 40 m hoog) – voor de grote tuin.
Informeer je goed!
Tot hier het zeer beknopte overzicht van dit grootste geslacht uit de groep der coniferen. Wie op zoek gaat naar een den voor de tuin of voor een ruime pot kan zich beter op voorhand goed informeren. Vaak lijken jonge dennen immers sterk op elkaar, maar op latere leeftijd kunnen ze heel verschillend zijn in groeiwijze en vooral in uiteindelijke hoogte.