Ik ben tuinaannemerIk doe het zelfIk zoek een tuinaannemerInspiratie/verenigingenTuinaanleg

Het fruitalfabet (deel 1)

Eind oktober, met het vallen van de bladeren, start het plantseizoen voor bomen en struiken. Wij zetten je graag op weg met een aantal belangrijke begrippen en weetjes uit de fruitwereld.

Bij het plannen, planten en aankopen van de planten voor de fruittuin moet je wel wat keuzes maken en kennis hebben van wat ‘plantenterminologie’. Om de juiste keuze te maken voor je tuin, stellen we een fruitalfabet op. In dit artikel lees je het eerste deel. De volgende keer geven wij het tweede deel van dit fruitalfabet.

Overzicht begrippen van A tot M

Appel Appelbomen zijn geschikt voor alle gronden, op voorwaarde dat de grond voldoende voedsel bevat en niet te nat is (geen hoge grondwaterstand in de winter). Appelaars groeien het best in de volle zon, maar tolereren ook halfschaduw. Appelbomen zijn verkrijgbaar als laagstam, halfstam en hoogstam. Voor een goede vruchtzetting is bij de meeste rassen kruisbestuiving nodig.

Boomspiegel Om ervoor te zorgen dat de weinige, jonge wortels van nieuw aangeplante fruitbomen geen last hebben van concurrentie van andere gewassen, wordt onder jonge fruitbomen een cirkel (met een diameter van 1 tot 1,5 m) vrijgehouden van begroeiing. De onbegroeide bodem wordt in het voorjaar afgedekt met organisch materiaal (compost, mulch…). Zo blijft de grond los en vochtig.

Confituur Pectine, een bindstof die van nature in vruchten voorkomt, gaat, wanneer het gekookt wordt met suiker en zuur (van de vruchten) opstijven tot een gelei. Niet alle vruchten bevatten evenveel pectine. Appel, aalbessen, pruimen, kruisbessen, braambessen en vooral kweeperen bevatten veel pectine en zijn bij uitstek geschikt voor het maken van lekkere confituur.

Dunnen Om te voorkomen dat de boom uitgeput geraakt, dat er beurtjaren ontstaan, dat de vruchten te klein blijven of dat er takken afbreken (pruim en perzik), kan men in juni (na de natuurlijke vruchtrui) een aantal jonge vruchten wegknippen. Bij appels streeft men naar 2 vruchten per 20 cm tak, een volwassen perenboom geeft de beste resultaten als hij per seizoen +/- 120 vruchten opbrengt, pruimelaars kunnen 2 tot 3 vruchten per 20 cm tak voortbrengen zonder problemen en bij oudere druivelaars houdt men het best niet meer dan 30 trossen aan.

Enten Omdat de meeste fruitsoorten niet zaadvast zijn (zaailingen en hun vruchten hebben andere eigenschappen dan de ouderplant) worden ze ongeslachtelijk vermeerderd (stekken, afleggen, enten). Bij het enten worden 2 verschillende planten met elkaar verenigd, waarna ze verder groeien als 1 plant. De ent, een stukje twijg of een knop van de gewenste fruitsoort, wordt op een onderstam geënt, die zorgt voor de nodige groeikracht. Voor de meeste fruitsoorten gebruikt men zaailingen als onderstam.

Framboos De framboos vraagt een voedzame, vochtige, liefst licht zure bodem en een zonnige, tegen de wind beschutte plek. Zomerframbozen geven in juni-juli vruchten op overjaarse takken. Na de oogst worden de afgedragen takken en de zwakke en te dicht staande jonge scheuten weggesnoeid. Herfstframbozen dragen vruchten later op het seizoen tot aan de eerste vorst. In het voorjaar kan je alles het best tot boven de grond wegsnoeien en in juni zwakke en te dicht staande scheuten wegsnoeien. Van beide soorten kan je het best 8 à 10 gezonde scheuten overhouden per lopende meter.

Groeiwijzen Laagstambomen worden dicht bij de grond geënt en hebben een rechte harttak waarop de vruchtdragende takken groeien. Deze groeivorm is geschikt voor het kweken van leivormen. Struiken vertakken kort boven de grond en hebben geen harttak, maar wel verschillende gesteltakken waarop het fruit groeit. Een halfstamboom heeft dezelfde groeiwijze als een hoogstam, maar de stam is lager (geënt op +/- 1,25m) en de groeikracht wat minder. De hoogstamboom wordt geënt op 1,80 à 2,20 m en heeft een grote groeikracht.

Hazelaar De hazelaar stelt weinig eisen aan de grond, hij groeit op de meeste gronden en verdraagt schaduw goed. Voor een goede bevruchting is kruisbestuiving nodig. De hazelaar is in onze streken 100% wintervast, maar kan, door vorstschade aan de katjes, na een koude winter wel minder noten dragen.

Inkuilen Bomen en struiken die niet onmiddellijk geplant kunnen worden, worden het best tijdelijk ingekuild, om ze te beschermen tegen uitdroging of vorst. Kies hiervoor een droge, tegen wind en zon beschutte plek. Graaf een voldoende brede sleuf, zet de bomen of struiken dicht naast elkaar in de sleuf en bedek de wortels met de uitgegraven grond. In vorstperiodes kan het best wat extra afdekmateriaal (bladeren, stro) aangebracht worden om vorstschade te vermijden. Zo blijven de planten in goede conditie, tot ze op hun definitieve plek kunnen worden uitgeplant.

Japanse wijnbes of Japanse braam De Japanse wijnbes is een gezonde, gemakkelijk groeiende struik die nauw verwant is aan de braambes. Deze struik heeft kleine, opvallende, rode, kleverige, zoet smakende vruchten. Deze struiken geven de voorkeur aan een humusrijke, niet te natte, eerder kalkrijke bodem en aan een zonnige tot half beschaduwde groeiplaats. Na de oogst (juli – augustus) kun je het best alleen de afgedragen takken wegsnoeien.

Kleinfruit De verzamelnaam voor een aantal makkelijk te kweken fruitsoorten – met name bessen – die op struiken groeien, is kleinfruit. Het zijn ideale fruitsoorten voor de beginner of voor aanplant in kleinere tuinen. De meest bekende kleinfruitsoorten zijn: witte en rode bes, zwarte bes, kruisbessen, bramen, kiwibes, druiven, framboos, aardbei en Japanse wijnbes. Deze fruitsoorten zijn zeer geschikt voor het aanleggen van een snoeptuin op een beperkte oppervlakte.

Leivormen Bij deze teeltwijze worden bomen zodanig gesnoeid, dat ze in 1 vlak groeien. Ze hebben als voordeel dat ze weinig groeiruimte innemen. Vaak worden ze aangeplant tegen een zonnige zuidermuur, zodat ze maximaal kunnen profiteren van de zomerse temperaturen. De meer ervaren tuinier kan zelf leivormen opkweken, vertrekkende van een jonge snoer (zie verder) op een zwak groeiende onderstam. Peren, en in mindere mate ook appels, lenen zich goed voor deze teelt. In de handel zijn ook kant-en-klare leibomen beschikbaar.

Minerale olie/winterolie Momenteel zijn 2 producten erkend op basis van paraffineolie (Promanal en Vernotex) als insecticide/acaricide voor toepassing in het vroege voorjaar. Afhankelijk van de fruitsoort en de te bestrijden beestjes dient het wat vroeger of later op het seizoen toegepast te worden (lees zeker de gebruiksaanwijzing op het etiket). De olie werkt als contactgif voor mijten en insecten in alle stadia, maar vooral op de eitjes. Het product veroorzaakt gemakkelijk bladverbranding en wordt daarom gebruikt vooraleer de bladeren ontluiken, om overwinterende insecten te bestrijden en om het uitkomen van wintereieren te voorkomen. Voor een goed resultaat mag het niet te koud zijn (+ 7 °C) en mag er in de periode van het toepassen geen nachtvorst zijn. Het nadeel van dit product is dat ook de nuttige insecten die op de fruitboom overwinteren, worden afgedood.

 

Geert Brantegem

gerelateerde berichten